HET KIND IN UZELF


Mediteren is nadenken over het leven!


Vanuit deze gedachte wil ik u laten nadenken over uzelf, de mens die u bent, vanuit zijn pré-existentie tot ver voorbij de grens van uw leven. Ik wil u meenemen diep naar binnen toe; als u mij toe­staat zover te gaan: tot op de bodem van uw ziel en van daaruit tot ver buiten uw aura.


Probeer uw lichaam te voelen. Dat lichaam dat u bij uw geboorte hebt meegekregen. Dat lichaam dat dag-in en dag-uit, zelfs 's nachts wanneer u slaapt en als ziel uittreedt, blijft functioneren om de ziel die u bent, de mogelijkheid te geven te leven op Aarde en uw karma in te vullen.

Dan ontdekt u dat u dat lichaam eigenlijk heel dankbaar moet zijn. Dan is dat lichaam niet meer vies, niet meer hard, niet meer grofstoffelijk, niet meer lelijk. Maar ook niet meer mooi in de vorm van stoffelijke schoonheid. Dan is dat lichaam even­waardig aan de ziel die u bent.

Dan is dat lichaam uw tweelingziel, waarmee u afspraken maakt, waarmee u samen lacht, samen huilt. Dan is dat lichaam net even iets meer dan een homp vlees: dan is dat lichaam net zo goddelijk als de ziel die u bent.


Haal een keer adem door uw neus. Probeer die adem even vast te houden. En adem dan rustig uit.

Adem rustig in. Probeer die adem even vast te houden. En adem weer rustig uit.

Adem diep. Houdt de adem even vast. En adem nogmaals rustig uit.

Bemediteer nu eens even uw oren.

Alle woorden van de aarde komen daar bij u binnen. Het slakkehuis in uw oren ontvangt de trilling, die daar wordt omgezet in geluid. Misschien zomaar een woord, voor anderen een heilige mantra.

Alle dagen van uw leven komt daar geluid binnen. Het geluid van spiri­tuali­teit, het geluid van een gebed: het Onze Vader. "Onze Vader die in de Hemel zijt, uw naam..." En al wat daarna komt, is: het verwerken, het opdoen van een ervaring van dat geluid. Zonder de trilling van dat geluid in uw oren zou u de betekenis van een gebed nooit begrepen hebben.

Maar een gebed bestaat uit woorden. Weliswaar kunt u dat gebed in een gedachte naar buiten brengen, maar veel mensen willen het in woorden omzetten.


Een meditatie is iets heiligs van uzelf.


Probeer nu eens met heel uw gevoel naar uw zonnevlecht te komen, daar waar bij de meeste mensen op Aarde hun ziel vastzit aan het lichaam, met een gouden koord, met een diep gevoel. En probeer daar in uw buik te ademen.

Adem diep in uw buik. Probeer zelfs een stukje dieper te gaan: tot in uw hara.

Adem diep, houd die adem even vast, en adem rustig uit.

Adem opnieuw in, houd hem even vast en ontdek dat die ademtocht nòg dieper gaat. Breng hem naar beneden. En adem rustig uit. Houd uw ogen gesloten. En ontdek dat u bezig bent met uzelf. Weliswaar vanuit een spirituele gedachte, maar bezig bent met uw lichaam. Een stoffelijke ademhaling of een spirituele is niet belangrijk. Het is belangrijk dàt u ademt, goed ademt. En misschien nog belangrijker is het dat u uitademt en goed uitademt. Dan bent u bezig met een reinigende ademhaling, een adem­haling die schoonmaakt.

En zelfs wanneer u luistert naar uw eigen ademhaling - probeer dat maar eens: te ademen, en te luisteren naar uw eigen adem­haling... - komt dat geluid via uw eigen oren, via het slakkehuis bij u binnen. Daar pas betreedt het uw hersenen, als het labyrint wat het slakkehuis is, zich geopend heeft. Het wordt in trilling gebracht.

Een kakofonie van geluiden kan u angst bezorgen. Weer een reden om in de stilte te mediteren, in de stilte diep in uzelf opnieuw te ademen, en bij uzelf te komen.


Adem diep, houd de adem vast, en adem rustig uit.


En probeer op uw volgende ademhaling terug te gaan in de tijd. Terug te gaan naar uw vijf­tiende verjaardag. Zomaar een dag in uw leven, of een dag waarop u afscheid nam van het kind dat u was, het kinderlijke in uzelf. Een dag waarop u zelf besloot volwassen te zijn, zonder te beseffen, vanaf dat moment verantwoordelijk te zijn voor al uw daden.


Adem diep, en probeer uw vijftiende verjaardag te herinneren. Het was een belang­rijke dag, voor u allemaal. Het gevoel, het denken, werd daar gesplitst. U wist hoe uw karma in werking kon treden. Vrij vertaald: hoe dat wat u wilde, ook kon worden uitgevoerd. Soms laveren, als een vis in het water, soms aardig zijn, soms nee en soms ja zeggen.


Adem diep, houd die adem even vast, en adem rustig uit. En op uw uitademing gaat u verder terug in de tijd.

En doe het nog eens. U gaat langzaam, drijvend op het water, terug in de tijd, naar uw tiende verjaardag. Een jubileum: tien jaar. En telkens later in de tijd zouden er tien en nog eens tien en nog eens tien jaar bij komen. U dacht dat de wereld aan uw voeten lag. En misschien, en misschien was dat zo.

Adem in die tiende verjaardag. Herinner u het cadeau dat u kreeg.

En herinner u wat u niet kreeg en wat u wel had willen hebben.


Adem diep in uzelf, en adem in de tijd. Kleuren vervagen, geuren houden op te bestaan. Massa wordt ijler, alsof uw aura wordt uitgewaaierd.

Herinner u het gevoel dat u had aan de vooravond van uw vijfde verjaardag. De spanning in uw lichaam, bijna orgastisch. De spanning in uw hersenen: wie zal er komen, wat zal ik krijgen? Niet kunnen slapen, niet kunnen denken, maar helemaal niet meer kunnen voelen.


Adem diep in de tijd. Keer dan terug naar uw tweede verjaardag. U bent een kind, een hulpeloos kind. Maar in dat hulpeloze kind bevindt zich de ziel die u bent, die een contract getekend heeft met het lichaam dat u hebt, bewonen en besturen zult.

Uw ouders, uw verzorgers, mogen tijdelijk uw lichaam schoon houden, mogen tijdelijk uw lichaam voeden. Mogen tijdelijk vinden wat goed voor u is.

Maar diep, diep in uzelf rijst het gevoel: “Als ik later groot ben, en mijn karma in werking is getreden, zal ik alles overstijgen. Dan zal ik in een transcendente meditatie boven al het karma uit mijn eerdere incarnaties uitstijgen. Dan zal ik in een transcendente meditatie boven elke beperking, boven elk taboe, boven mijn ouders, boven het leven uitstijgen. En telkens wanneer ik er nog, nog niet aan toe ben, zal ik in een diepe meditatie, diep in mijzelf, de stilte, de rust zoeken die ik achterliet in mijn huis in de sferen.”


Adem diep. Adem diep, en adem diep in uw buik. Adem rustig uit. En glijd langzaam naar uw geboorte.

Ga in omgekeerde vorm door de tunnel. Glijd terug in de baarmoeder. Daar waar niets hoeft, waar het altijd vrede is, waar licht en liefde woont. Daar waar ge ademt door de navel­streng. Daar waar het ene leven eindigt en het andere leven begint. Daar waar elke ziel zich in de baarmoeder heel even de grote, gigantisch grote goddelijke baarmoeder herinnert.

Voel hoe het stukje God dat u bent tijdloos en eindeloos wordt. Maar tegelijkertijd: voel, voel de energie, voel de kracht die u meenam uit de astrale wereld, transcenderend, overschrijdend, buiten zijn oevers tredend, eigenlijk te groot voor die kleine buikholte in het lichaam van uw moeder. Voel, voel de grote kracht die zich in uzelf ontwikkelt.


Adem door de navelstreng, maar bewust. Adem door de navelstreng in die grote long die het uni­versum vult. Adem.

En voel, voel dat uw lichaamscellen veranderen. Voel dat het bloed door uw aderen gaat stromen. Voel dat u nieuwsgierig bent naar het leven op Aarde; bijna, bijna niet wachten kunt om geboren te worden,- maar diep in uzelf heimwee hebt naar huis. Terug, terug naar gisteren, terug naar de astrale wereld, terug naar uw eigen huis in de sferen, waar u leven na leven na leven na leven na leven aan gewerkt hebt.

Voel. Voel de ruimte. En keer in omgekeerde volgorde terug, terug naar die grootse wijs­heid van bewust­zijn. Die grote ruimte, zonder materie. De geesteswereld van God. De moestuin van de Heer, de kruidentuin, waar alles groeit en bloeit voor elke ziel die behoefte heeft aan liefde, aan nectar en aan bewust­zijn. Daar waar de bron van het leven ont­springt, daar waar u zich voeden kunt.


Voel, voel diep in u zelf.


Wanneer ik u vraag te luisteren naar het kloppen van uw hart, is daar geen hart dat klopt: er is bewust­zijn, er is ruimte, er is liefde. Maar ergens diep in uzelf ontspringt als een bron de passie, de grote passie om alles wat achter u ligt, te verbeteren; alles wat achter u ligt, te ver­anderen; alles wat u ooit gedaan hebt, te overschrijden. Een transcendent gevoel maakt zich meester van u. Als u ooit opnieuw geboren wordt, zult u alles anders doen. Wanneer u ooit opnieuw...


Maar waarom, waarom zult u grensverleggend werken, waarom zult u buiten uzelf treden, als ge uzelf niet kent?

Mediteer over uzelf, een korte spanne tijds...

Mediteer over uzelf, zonder lichaam, ge­woon: zoals u bent. Ontdaan van alle franje, als ziel. Bemediteer uw behoeften, bemediteer uw ver­langens. Bemediteer uw hoop. Bemediteer op een bijna arrogante wijze de krachten die zich in u bevinden. En vraag uzelf dan maar niet af waarom u er nooit veel meer mee gedaan hebt dan dat wat ge deed.

Denk na over uzelf. Het Licht van God beschijnt de ziel die u bent.


De mantra van het geluid brengt slechts een trilling in de ether. De trilling stoot tegen het slakkehuis in uw oren; het zet zich om in bewust­zijn, het verandert u.

Diep, diep, diep in uzelf is er iets wat u in al uw levens hebt willen doen, en nooit, nooit gedaan hebt, nooit hebt kunnen doen.


Vóór u, vóór u ligt de Aarde. Veel vrouwen zijn hoogzwanger, en wachten op de intreding van een ziel.

Uw kracht, uw liefde, maar tegelijkertijd uw passie zal de dag van morgen gaan invullen. En diep in uzelf visualiseert ge een grote glijbaan. Een gróte glijbaan: vandaag ligt boven, morgen ligt beneden.

En voel, voel in uzelf en voel het kind in uzelf. Het speelse, het ondeugende. Daar is geen schuld; er is alleen een passie, een diepe wens, een goot verlangen op die glijbaan te klimmen. En in een grote snelheid glijdt ge naar morgen, naar uw volgende incarnatie. Met een grote snelheid, juichend als een kind, stort ge uzelf middenin een nieuwe ervaring. Een ervaring van misschien wel honderd jaar.


Voel, voel het kind in uzelf.


Want dat kind is belangrijk. Misschien bent ge het ver­geten, maar het kind in uzelf is belangrijk.


Het kind wil alles nog doen, het kind denkt alles te kunnen. Het kind is in staat grens­verleggend te werken, deuren te openen naar ruimtes waar volwassen mensen niet kunnen gaan. Geen stoffelijke deuren, maar de poorten van de ziel.

Een kind kan ontwapenen, het kind kan ontmantelen, een hele vesting van soldaten. Een soldaat, een volwassen man, komt er niet doorheen. Een volwassen vrouw wordt aan­gezien voor het slimme kwaad dat de soldaten wil verleiden; ze komt er niet doorheen. Maar het kind, het kind kan zich verplaatsen, binnen en buiten de muren.

Het kind in uzelf kan zich verplaatsen in de ziel van de ander, en zonder jaloezie of haat in de ziel van weer een ander. Het kind in uzelf geeft zich met lichaam en ziel, zonder afspraken vooraf, zonder remmingen of taboes.


Het kind in uzelf is op dit moment synchroon

 aan de ziel die u bent.


Voel. Adem diep. En probeer de adem zo lang mogelijk vast te houden vóór ge uitademt.

Wanneer u krachtig uitademt, ontdekt u dat uw uitademing materie wegdrukt. En uw ziel is ont­daan van de laatste herinneringen aan de Aarde, de laatste herinnering van uw laatste incar­na­tie. Vrij als een kind, gedragen op de vleugelen van liefde, gedragen op de vleugels van vrij­heid. Maar desondanks bevindt zich in uzelf een heel sterk gevoel van de passie en lichamelijk genot.

Voel, voel uw eigen wens, en ervaar dat ge maar één ding wenst: te zijn als uw vader, uw Vader, uw God. Te zijn als uw moeder, de Moeder van de Aarde. Ervaar dat ge maar één ding wilt zijn: dat wat ge liefhebt, dat wat u voedt. Dat wat u respecteert, en laat zijn wat u bent: het kind in uzelf.

Maar een kind is nieuwsgierig, heel erg nieuwsgierig.


Adem diep, zo diep als ge kunt, en houd de adem zo lang ge kunt, vast. Om dan, wanneer ge uitademt, als een kind met uw twee handjes het gordijn van de astrale wereld te openen.

En zie, ik zag een nieuwe wereld: de Kosmos, de duisternis. Maar in die duisternis ligt een handvol sterren en twee handenvol met planeten. En het kind in uzelf vraagt zich af: Is het ver? Is het daar warm, is het daar koud? Wonen daar mensen? Zijn ze lief? Hebben ze eten? En: zijn ze rijk?


U bent nog een kind, en daardoor gehouden en gebonden aan de astrale wereld. Maar vol ver­langen kijkt u omhoog, naar die handvol sterren, naar die handenvol planeten.

En het diepe, diepe, diepe nieuwsgierige verlangen te weten, maakt dat ge binnen korte tijd een bijna telepathische verbinding maakt tussen uzelf vanuit de bodem van de ziel die u bent, naar de planeet waarnaar ge kijkt.

De Venus-ster, groot en krachtig en stralend, doet u als kind herinneren aan uw vader. Uw vader in uw laatste leven; een man vol kracht, passie en vuur. De vertegen­woor­diger op Aarde van wijsheid, de man die alles wist. En later, veel later, maakte die man plaats voor een andere Vader die nòg meer wist: uw Vader in de Hemel.

Ergens roept dat sterrenstelsel iets bij u wakker, maar u weet niet vanwaar, u weet niet waarom. Maar het diep, bijna orgastisch, alles-overheersend verlangen maakt zich van u mees­ter, daar te willen zijn. Maar u bent een kind; u kunt geen satellieten bouwen, u kunt geen enkele reis of retour kopen. U bent een kind; u kunt slechts dromen of fantaseren. U kunt slechts dingen vastleggen: Als ik later groot ben, dan bouw ik een raket, en elke ster en elke planeet zal ik aandoen.

En ik zal er een koning zijn, een heerser, een koning over het heelal.

Maar u bent een kind.


Wanneer u omkijkt, ziet u het Rad der Vele Geboortes voor uw geestesoog opdoemen. Het Rad der Vele Geboortes: "Kijk, dat heb ik ingevuld en dát heb ik gedaan. Daar was ik rijk, en die ver­geet ik maar." Maar er zijn nog lege vlakken, lege vlakken in dat Rad van Geboortes.

En ergens als een kind, het kind in uzelf, weet dat u geen kind kunt blijven. Maar plotse­ling herinnert u zich uw vader, dat wat boven u stond, die alles wist. Hier begint uw volwassenheid. En u wilt een vader zijn, u wilt kinderen baren.

En plotseling begint u vanuit een diepe visualisatie die vlakken die leeg zijn, in te vullen. Een goede huisvader, een lieve moeder. Grote verant­woordelijk­heid, met veel kinderen. Maar u weet dat u daarin grensverleggend zult willen werken, overschrijdend, buiten uzelf tredend.

En u besluit een proef te doen, zomaar een proefje, een test, een héél klein kinderlijk testje.


Stelt u zich voor in de astrale wereld dat u een lichaam hebt. Zo'n hard, loom lichaam, zo een waarmee u niet binnen enkele seconden over oceanen en continenten kunt gaan, maar zo'n lichaam dat zich traag over de Aarde verplaatst. Een lichaam dat het contact met het goddelijke verliest. Een lichaam dat denkt dat de Aarde alles is.

Stelt u zich voor dat u zo'n lichaam hebt. Twee voeten, twee enkels, twee onderbenen, twee knieën. De onderkant van uw romp, de buikholte, gevuld met het verteringsproces, de darmen, uw geslachtsorganen. O, heerlijk genot! Maar is de wens niet meer en fijner dan de daad? Maar het zit eraan.

De ziel zal moeten intreden ergens rond uw navel. Het hart is niet minder belangrijk dan de ziel. Maar er is geen orgaan, noch uw longen noch uw hersenen, dat zo hard zal werken alle dagen van uw leven dan het slakkehuis in uw oor. Elk geluid wordt daar omgezet in een erva­ring; een prettige.., een verschrikkelijke.

En u besluit ná deze overpeinzing maar NIET naar de Aarde te gaan. Immers: al die ervaringen kunt u vanuit uw huis in de sferen ook opdoen. U kunt in één grote, eeuwigdurende visualisatie bij benadering ervaren wat er gebeurd zou zijn als u 1, 2 of 12 kinderen had; wat er gebeurd zou zijn als u geestelijk genezer was geworden maar uzelf vergeten was; wat er gebeurd zou zijn...


Maar u bent een kind, een kind dat veilig in de astrale wereld is, een kind dat zich nergens zorgen om hoeft te maken. Immers: het Licht van God voedt dat kind. Grote kosmische vleugels omarmen dat kind. En binnen het territorium van die vleugels mag het dansen, mag het springen, mag het huilen, mag het lachen.

Maar het kind in uzelf is zo goed als gelijk aan de ziel die u bent. Binnen de be­scherming van dat lichaam dat u hebt op Aarde, kan die ziel lachen, huilen, mediteren, grensverleggend werken, buiten zijn oevers treden, buiten zijn aura gaan.

Maar verder mag het niet komen, want dan verliest het kind de controle over de werkelijkheid.

Wat doet zo'n kind? Het kind kruipt weg onder de dekens. De ziel kruipt weg in het lichaam. Maar het lichaam is niet schuldig, noch de ziel. Er ontstaat een ervaring die de ziel niet aankan. Waarom? Omdat zij hem nooit eerder heeft opgedaan.


Voel. Voel in uzelf de onschuld, de onschuld van uw eigen bewust­zijn, de liefde, de stromende liefde van de ziel. Zonder beperking alles te kunnen. En ontdek dat dat de voedingsbodem is van materialisatie.

Vanuit dat punt besluit u geboren te worden, terug naar de Aarde. Een ervaring die nog niet eerder is opgedaan. Een man, een vrouw, ach, u hebt het gehad. Een kind, ach, dat is maar tijdelijk: u wordt volwassen; en wanneer u een kind zou willen blijven, zou u als kind moeten sterven.


Is er iets waarvoor u opnieuw zou willen leven? Om de wereld te leren mediteren, buiten zijn oevers te laten treden, grensverleggend te willen laten werken? Is er iets? U kunt het niet overdenken, u kunt het zelfs niet bemediteren.


Soms denkt u: onze Vader die in de Hemel is, uw naam is heilig, uw wil geschiede, in en buiten mij.

En u hoopt dat het helpt. Maar tijdens dat gebed glijdt u langzaam weg, als een wolk aan de hemel. U kijkt nog even om naar de sterren, een handvol sterren en handenvol planeten. En u kijkt nog heel even naar het Licht van God in de astrale wereld. U voelt dat de beschermende vleugels zich langzaam van u verwijderen.

En vóór u, als een kind zo blij ziet u die grote glijbaan. U klautert erop. Bovenop die glijbaan kunt u over alle kruiden­tuinen, over vele bronnen van energie, heen kijken. En dan kijkt u naar beneden. U gaat zitten. U ademt, en u geeft zich over aan de glijbaan. En onderaan die glijbaan bevindt zich de buikholte van de Aarde.

U danst in het vrucht­­water, u ademt door de navelstreng. U schopt eens naar buiten, om te vertellen dat u er bent, dat u leeft, dat u gekomen bent om de wereld te redden. Dat u de wereld zult leren mediteren. In een transcendente meditatie zult u de mensheid naar zichzelf brengen, tot op de bodem van ieders ziel.


Plotseling, plotseling krijgt u het gevoel, geduwd te worden, alsof handen die er niet zijn, u beet­pakken. U wordt gekanteld. En iets duwt u met uw hoofd in een enge, smalle buis.

En op dat moment voelt u diep in uzelf. U weet waarom. Het kind in uzelf weet dat het kind heel snel zal sterven, maar tegelijkertijd als een volwassene geboren zal worden. Want dan pas bent u een mens, dan pas is er leven op Aarde, dan pas is er bewust karma wat om uitwerking vraagt.


U haalt adem, u trekt uw schouders in, u houdt uw adem vast, misschien van angst, misschien van passie. En met de snelheid van het licht schiet u naar buiten.


AU-AU-AU-AU-MMMMM, trilt het door uw hersenen. Het voelt alsof uw lichaam wordt fijn geperst. Alle geluiden van alle monniken die u ooit gekend hebt in eerdere incarnaties, schijnen het nodig te vinden om in uw oren binnen te dringen.

Toch was het stil in de kamer waar u ter wereld kwam. Alleen het hijgen van uw moeder, alleen het mompelen van de vroedvrouw. Andere geluiden waren er niet. Maar u, u ervoer een zeer sterke klank van bewust­zijn, alsof u alles wat u op astraal niveau gevoeld had, mocht uit­ademen. Als bewijs van uw geboorte.


Terwijl u even later in slaap valt in een biezen mand die een wieg heet, vraagt u zichzelf af: Waarom doe ik dit? Voor wie doe ik het? Ben ik het die deze ervaring wil opdoen, ben ik het die de pijn van de Aarde wil lijden?

En ineens herinnert u zich een uitspraak van uw moeder, lang geleden, levens terug. Het mens kreunde en klaagde, en zei: het leven op Aarde is lijden.

U denkt: Is dat zo? Is het lijden? Wat behelst een ziel om geboren te worden, als het leven op Aarde lijden is? Wat behelst een ziel om zichzelf te pijnigen? Wat behelst een ziel om het contact tussen stof en geest te verwaarlozen? Wat behelst een ziel wanneer zij zich bevindt in Gods geesteswereld, in die grote kruidentuinen, wanneer zij door die kleine opening naar die handvol sterren en die handenvol planeten kan kijken; telepathische verbindingen vanuit de wereld der geest kan aangaan?


Wat behelst een ziel om geboren te worden? Is dat de eerste staat van krankzinnigheid, of is die eigen aan het lichaam van de Aarde? Wat is krankzinnigheid?


Dat alles overdenkt u in dat biezen mandje, niet veel groter dan het lichaam dat u hebt. En u voelt aan uw hoofd, u voelt aan uw armen, u voelt aan uw buik, u voelt aan uw geslachts­organen, u voelt aan uw benen. En u denkt: ja, ik heb alles, alles zit eraan, maar ik kan er niets mee. En u huilt. U huilt diepe, diepe, zoute tranen.

En uw moeder denkt dat u honger hebt, en ze voedt u. Uw lichaam wordt gevoed, maar uw geest wordt niet gevoed. En in dat biezen mandje bent u sinds lange tijd voor het eerst eenzaam.


Toch bent u bezig om volwassen te worden. En u denkt: Ik ben nu eenzaam. Maar wanneer ik later groot ben, dan zal ik de wereld veranderen. Dan zal ik buiten mijn oevers treden. Ik zal mijn ouders over­treffen; ik zal hun opvoeding verbeteren. En als u dan uiteindelijk groot geworden bent, zo groot dat u weet hoeveel tien maal tien is, zo groot dat u weet dat u niet alles kunt krijgen wat u hebben wilt, zo groot dat u het kind in uzelf gaat afstoten, omdat mensen tegen u zeggen: “Als je groot bent, dan mag je dat; als je groot bent mag je lager opblijven; als je groot bent, dan mag je ook auto rijden; als je groot bent, dan mag je ook trouwen; als je groot bent...”


En u wordt groot. En u bent vergeten wat u wilde. Het kind, het kind in uzelf is ge­storven. Uw hoop, uw geloof, uw verlangen:  u herinnert u het zelfs niet meer. En u klaagt over ouder worden. En u klaagt over kinderen. En u ontkent het kind in uzelf.


U verdient geld, u werkt. En dan ineens valt alles als een kaartenhuis in elkaar.

Op dat moment herinnert u, vol tranen in uw ogen, herinnert u zich wie u bent: ‘Je wilde volwassen zijn, je wilde zijn als de ander, maar als je vader: of je Vader in de Hemel of je vader op Aarde. Je wou groot zijn, want dan mocht je meer.

Maar in werkelijkheid kon je alles als kind. Huizen bouwen, kastelen bouwen, weg­kruipen in een tent. Even helemaal alleen zijn met jezelf. En de wereld, de wereld lag aan je voeten.’


Wat blijft er over als u volwassen bent?

Totdat alles fout gaat, en u huilt als een kind. Dan bent u voor het eerst sinds lange tijd weer een kind. Maar u wilt niet dat een ander uw tranen ziet, u wilt niet dat een ander uw gevoel binnen­treedt. Dat doet pijn en is zelfs bedreigend.

Totdat u uw gevoel een keer, één keer, een enkele keer, kunt delen. Alles-overstijgend, buiten uzelf tredend, bijna orgastisch, of meer dan orgastisch. En u droogt uw tranen, en uw leven verandert. En u herinnert zich het kind in uzelf. Maar er is geen plaats voor dat kind.


En dan, op een nacht, dan treedt u uit. En u bent weer terug in de astrale wereld, en kijkt terug, leven voor leven voor leven voor leven. En u ziet uzelf.

Bijna al die levens kenden hetzelfde patroon: je was een kind vol hoop en geloof, vol passie en mogelijkheden. Je wilde een mens zijn, volwassen, want dan mocht je meer. Maar je kon niets meer. Bijna al die levens waren gelijk aan elkaar.

En als u dan wakker wordt, begint er een nieuwe ochtend en de dag begint. Als die dag begint, dan is het kind niet meer gestorven: dan is dat kind volwassen geworden. Maar nu een goddelijke mens en een menselijke God. Een mens die kan mediteren.


Mediteren over uzelf, over de veranderingen, over de pré-existentie. En uiteindelijk de terugkeer in de werkelijkheid, in het hier en in het nu, waarin spiri­tuali­teit, geestelijk bewust­zijn, kosmische integratie, zomaar in die volwassen mens tot stand kan komen.

Het kan wèl. Het is mogelijk te voelen op Aarde. Het is mogelijk kosmisch te handelen, het is mogelijk liefde te delen. Het is mogelijk lichaam en ziel van elkaar te laten houden, als broertjes en zusjes, als tweelingzielen.

Het bleek allemaal mogelijk, de Hemel op Aarde te laten incarneren. Het bleek mogelijk, het bleek mogelijk. Maar niemand had het u ooit verteld; noch uw vader, noch uw Vader in de Hemel. Nie­mand had het u ooit verteld.

En die dag zegt u tegen uw vader: “Je hebt het me nooit verteld.” En uw vader zegt: “In twintig incarnaties lang heb ik het geprobeerd, mijn zoon, maar jij dacht dat je het zelf kon. In twintig incarnaties lang heb ik het geprobeerd, mijn dochter, mijn kind, maar je dacht dat je het zonder mij kon.”


Het kan. Het kan. Alles wat u denkt, dat bent u zelf. Alles wat u wilt, dat bestaat, dat kan ge­materialiseerd worden.

Er is geen hemel, er is geen hel. Er is geen weegschaal. Er is slechts het midden, de as in het midden van de wip. Er is slechts het midden, de middenweg.

Maar de opwinding, de extase, het alles-overschrijdende, het buiten uw aura treden, het bruisende leven, kan alleen bestaan als er een middenweg is, een karma en een dharma. Het kan alleen bestaan als ziel en lichaam elkaar begrijpen. Dan begrijpt u ook uw seksualiteit.

De ziel zal huilen, snikken, als een kind, zich eenzaam voelen, als het lichaam de ziel afwijst; het lichaam is ten dode opgeschreven als de ziel niet van het lichaam houdt, als de ziel het lichaam niet streelt, bijna erotisch, of - waarom niet? - gewoon erotisch.

Ziel en lichaam zullen elkaar kennen. Zullen tegen elkaar zeggen wat ze prettig vinden; wat extase, genot verschaft. Ziel en lichaam hebben elkaar..... gevonden.


Adem diep.


En weet dat de ademhaling van uw ziel en van uw lichaam nu gelijk loopt aan elkaar.

Adem in, houd de adem even vast, en adem uit. Voel in het lichaam dat u hebt. Adem krachtig in, laat de ademtocht stromen door uw lichaam, en adem bewust uit...


ALS DE DAG BEGINT


De dag is begonnen, de dag die moet worden ingevuld; U zult die dag moeten invullen.

Hoe gaan we het doen? Zegt u het maar. In een diepe meditatie? Ach, dat hebben we kloosters lang en levens lang gedaan. Hoewel, het is prettig, u wordt er niet moe van. Die kakofonie van ge­luiden, het geroezemoes van de kermis, daar wordt u moe van. Al die ge­luiden die uw oren binnen komen.


Maar stelt u zich nu eens voor dat u géén mens zoudt zijn, maar zomaar een ziel, bijvoorbeeld uw eigen geleidegeest.

Uw geleidegeest kan rustig in de astrale wereld ontspannen ademen, die heeft geen last van reumatiek, die heeft geen last van waterpokken. Die heeft geen last van andere functies of disfuncties.

Dan heeft hij nog enigerlei zorg voor u, maar ach, als u zich afsluit heeft hij een makkie. Hij kan er toch niet bij; u bent niet te beïnvloeden, noch telepathisch, noch zin- noch buitenzintuiglijk.

Maar het is een zinloos handelen. Uw geleidegeest probeert bij u binnen te komen, en het lukt hem niet, want u bent met totaal andere dingen bezig. En dan plotseling gaat u zitten mediteren. U gaat in de lotushouding zitten, u sluit uw ogen, u vouwt uw vingers devoot, of brengt de vingertoppen naar elkaar. En dan bevriest u.

Dan kan er alles fout gaan. En die arme geleidegeest van u moet dan proberen om die chakra's, die zich dan gaan openen door die meditatie, langzaam te laten openen. Want anders zouden er grote disfuncties kunnen ontstaan. Die geleidegeest moet u dan als het ware enigszins wakker houden, want anders zou u gewoon omvallen en in slaap vallen, en is er van de meditatie geen sprake meer.


Ik wil u uitnodigen om heel even een kort moment met mij te mediteren op een willekeurige dag in uw leven.

Gewoon mediteren op één ding, iets heel moeilijks. Op het dagende niets, bij­voorbeeld. Of op de mantra van het geluid. Dat is niet tastbaar.

Gewoon: heel even mediteren op iets waar u allemaal op hoopt, wat u allemaal ver­wacht, en wat u ook allemaal zult invullen, alleen de plaats van handeling en het moment ligt aan uzelf. De terugkeer in God. Niet als individu, want die bestaat niet meer op dat moment, maar de collectieve terugkeer in de buikholte van God.

Laten wij zeggen: gewoon bij uw Vader te rade gaan; zoals een kind, een man of een vrouw, een zoon of een dochter, vlak voordat hij of zij gaat samen­wonen of gaat trouwen, eens met die vader gaat praten, of met die moeder. Zomaar over dingen waar u normaal niet over praat. Of waar, wanneer u erover praat, van blijkt dat iedereen erover praat. Maar u durft het niet. Zoals seks.

En het is een moeilijke visite. En u komt er vol spanning en angst binnen, en u gaat er ont­spannen en gelukzalig de deur uit.

Bemediteer dat moment. Voor een korte spanne tijds.


Probeer het maar...


Volkomen gelukkig en bevredigd stapt u de deur uit. En u ontdekt dat u aan het begin van uw eerste leven staat. Een nieuw leven, totaal veranderd, in een totale transcendente omwenteling.

Vóór u ligt het leven. Karmisch gezien hebt u gekozen 90 jaar oud te worden, of 90 jaar jong. 90 jaar; een jaar heeft gemiddeld 365 dagen. U hoeft dus geen haast te maken. Er zijn dagen vol­doen­de in voorraad.

Laten we dat kind even vergeten. Ach, dat kinderlijke gedoe. Ruim het even op. U bent nu een jaar of 20. U staat midden in het leven, u bent volwassen (nou, volwassen, is dat zo?). U staat aan de vooravond van het leven. U moet dat leven invullen. Niet de politiek, niet de kerk, niet uw ouders: U moet dat doen.

Laten wij die leeftijd van 90 jaar terugbrengen tot heel even 1 jaar. Want u kunt misschien niet zo ver vooruit kijken. 52 weken, 365 dagen gemiddeld.

Wat gaat u doen met al die dagen? Werken? Waartoe leidt dat werk? Vrijen? Waartoe leidt dat vrijen? Slapen? Waartoe dient die slaap? Wachten tot alles anders wordt? Maar wachten tot u uiteindelijk ontdekt wanneer u weken verloren hebt, dat u die tijd moet indelen.

En dan gaat u die tijd niet meer in jaren, in maanden of weken of dagen indelen: dan gaat u hem in uren indelen, in het hier en in het nu. Dan zegt u: ik ben gelukkig, ik ben tevreden. Of: ik ben vreselijk on­tevreden of vreselijk ongelukkig.

Maar uw geleidegeest zit wèl aan u vast, uw geleidegeest zit hartstikke aan u vast. Beseft u dat wel eens als mens? Dat u in al uw handelingen eigenlijk niets anders doet dan zeggen "nou, ik heb een goede bui vandaag, ik voel mij prettig, ik voel mij gelukkig", en dat  dan dóór­straalt op uw geleidegeest, want die zit wel aan u vast.

En dan zijn er nog mensen die dat weten en toch nog zeggen: "Ik voel mij niet zo lekker van­daag, blèè; ik heb pijn, o god o god o god, wat heb ik een pijn", en ze vinden zichzelf zielig. Ze gaan er naar lopen, ze gaan er naar handelen, ze gaan er naar ruiken. Zó zielig zijn ze dat ze er bijna naar ruiken. Hun hele wezen straalt dat uit.

En als ik dat dan zie op Aarde, dan denk ik niet: "goh, wat een zielig mens", nee, dan denk ik als Br. Atlas: "wat een betreurenswaardige geleidegeest is dat die voor die mens op Aarde moet zorgen.." Dan bekruipt mij het gevoel, ergens in de astrale wereld een groot kapmes te kopen, en de draden tussen die mens en die geleidegeest door te hakken. Gewoon: om die geleidegeest te helpen.

Maar dan krijg ik weer op mijn duvel, en dan zeggen ze tegen mij: misschien is dat het karma van die geleidegeest.

Nou, het zal je karma maar zijn.


Het zal je karma maar zijn om voor u te zorgen. Ik kijk niemand aan, maar neem gewoon uzelf. Alle dagen van uw leven. Niet die ene goede bui of die ene kwade bui. Nee, gewoon: een leven lang.

Ik zeg niet dat u het niet goed doet. Maar als ik uw geleidegeest zou zijn, dan hadden we toch tijdelijk (of meer dan tijdelijk) een klein (of een meer dan klein) ongenoegen.

Ik zou u slaperig maken, ik zou u in een lift-up uit dat lichaam halen, en ik zou zeggen: Kom, mijn kind, want wij moeten eens een hartig woordje met elkaar spreken. Ik ben mis­schien niet uw vader, noch uw vader op Aarde noch in de Hemel, maar we hebben toch wel iets samen, en we hadden van tevoren afgesproken dat ik voor u zou zorgen. Maar dat houdt niet in dat u mij almaar naar beneden mag trekken; dat u een onbeperkt beroep mag doen op mijn energie-voorraad.

En als een goede geleidegeest zou ik u dan, vóór u terugkeerde naar uw lichaam, een dikke pakkerd geven, en zeggen: alles (nou, vergeten?) vergeven.

Vergeten doe je niet zo gauw. Mensen vergeten niet zo gauw; ze vergeven wel, maar het blijft vastzitten. Dan moeten ze naar een therapeut omdat er iets vastzit. En die therapeut zegt dan: “Ja, ik wil het wel losmaken, maar dan komen je eerdere levens ook los, en wat er dan voor een brij...”


En u denkt: laat ik eerst maar even gaan mediteren.


En u gaat in de lotushouding zitten. Maar het lukt niet, want u bent wat stijf van lijf en leden geworden. Dan maar de kleermakerszit, de halve lotus. En u sluit uw ogen en u denkt: o ja, ik moest mediteren. Waarop ook al weer? Op een blauwe zee.

Laten wij eens mediteren op het strand, kijkend naar de zee. Langs de waterlijn zitten wij met onze rug naar het land en met onze ogen naar de zee.

Sluit uw ogen even, en visualiseer een grote, blauwe zee. Met kabbelend water. Zo af en toe komt er een golfje naar u toe. Maar zelfs de grootste golf breekt voordat hij u bereikt heeft. Een rustige zee.

En heel ver weg vaart een bootje. De zon schijnt hoog aan de hemel. De zeemeeuwen zingen hun lied. U hebt de versnapering die u mee hebt genomen, genuttigd. U ligt nu bijna achterover lui in het zand. Want we mediteren, ach...

Maar nadenken over... is ook een meditatie. Nadenken over die horizon. Daar waar de lucht en de zee samenkomen. Uw gedachten verglijden.

Daar waar u en de ander ooit zijn samengekomen, waar zielen versmelten, ontstond een bijzonder moment. En u mediteert over uzelf, uw geliefde. En u kijkt naar het bootje in de verte. Dat heeft zich een heel stuk verplaatst.

U vraagt zich af wie op dat bootje leven. Zeelieden, of misschien ook vrouwen?


U ademt in het licht van de zon, de wolkeloze hemel, de bijna op dat moment rimpelloze zee. En het kind in u denkt dat het altijd zo blijven zal. Dat er niets aan veranderen zal.


Vlak voor uw ogen, komt uit het water een hoofd omhoog. Het hoofd van een kind, uw eigen spiegelbeeld, of een terugblik in uw pré-existentie.

Maar u was een kind, en u zei: ik heb een zeemeermin gezien, uit de zee.


En de zee opende zich, en u herinnerde zich het verhaal in de Bijbel. Het ene volk zat achter het andere volk aan, de mannen achter de vrouwen, of de kinderen achter de kinderen. En ze waren de weg kwijt, en ze gingen door het water op de vlucht. En het water dacht: ja, ik ben gek; ik wil dat zootje niet in mij, ik splits mij.

En het water opende zich. En de goede mensen gingen door het water, en de slechte mensen verdronken, zoals altijd in een continuerende story.


Daar denkt u aan wanneer u opnieuw kijkt naar dat rimpelloze water. En door die herinnering aan het verhaal in de Bijbel hoopt u  dat de zee zich zomaar vóór u zal splijten. U hoopt het echt. Het wordt een diep verlangen. En ergens denkt u: het moet kunnen; ik moet het kunnen.

En op dat moment besluit u waterbouwkundige te worden, om een gang te maken in het water en zo het water te splitsen. U wilt invloed uitoefenen op de elementen. Maar in dat leven komt u er slechts toe om invloed uit te oefenen op uw partner, op uw kinderen. En op uzelf.

Levens later herinnert u zich deze meditatie, de meditatie op het water.


Kijk opnieuw met gesloten ogen naar dat water. Bijna egaal, een rimpelloze oppervlakte. Onder de waterspiegel liggen al uw herinneringen, al uw ervaringen van al uw eerdere incarnaties. Er is maar één manier om erbij te komen: in het water duiken, maar u kunt niet zwemmen. Het water splitsen, maar dat kunt u niet echt.

Al uw ervaringen liggen in dat water. En u mediteert erover: Welke ervaringen zou ik kunnen gebruiken in dit leven? Mijn transcendente ervaringen? Mijn ervaringen in een klooster­­cel? Mijn ervaringen temidden van het leven, als marskramer op de markt? Mijn ervaringen, ergens zuchtend, kreunend in barensweeën terwijl ik een kind baar en weer een zinloos karma in werking laten treden?

Of denkt u: Laat alles maar rusten. Laat die zee maar rimpelloos en ongemoeid.                                                          


Soms, als de dag begint, en de duisternis van de nacht wordt weggedrukt, dan lijkt het of alles kan. Iedere dag opnieuw, als u de gordijnen openduwt en de zon komt naar binnen, dan begint er een nieuwe dag.

Dát moment, als u dát kunt vasthouden, is een meditatie op zich.

Dat moment her­innert u aan het moment in de baarmoeder van uw eigen moeder, waarin u het gevoel had dat handen u beetpakten, dat u gekeerd werd, en dat uw hoofd in de schacht geschoven werd. En dat iemand u net als een paard een klap op de billen geeft, en dan wilt u wel lopen. En dan schiet u naar buiten. Dat moment begint elke dag opnieuw, op het moment dat de zon opkomt. En of u nu mediteert op dat blauwe water en de zon hoog aan de strakke hemel, of mediteert aan het begin van de dag: u mediteert over het leven.


Zonder ons is er geen karma. Zonder ons is er geen leven, zonder ons is er geen bewust­zijn, dus wie zegt dat wij niet leven, wie zegt dat wij geen bewust­zijn hebben?


Luister naar het kloppen van uw hart. Luister in de ruimte die u vult met uw eigen bewustzijn. Luister, hoe van héél veraf en steeds dichterbij, rollend als de golven van de zee, rollend als een mantra gezongen door monniken, een geluid op u af komt.

Het is uw eigen ademhaling. Het is uw eigen geweten en uw eigen emotie. Voel...


Voel in die atmosfeer, die langzaam trilt en als golven van de zee op u af komt. Van daaruit kaatst de energie weer terug. Zo ontstaat een op-en-neergaande beweging die uw totale aura beïnvloedt. Uw ziel is geraakt. Het oude bestaat niet meer. U bent opnieuw geboren! De dag is opnieuw begonnen en het leven geeft u een nieuwe kans. De andere zijde van het gelijk, de andere zijde van geestelijk bewustzijn. De andere zijde van het kind dat u bent.

En u hoort uzelf zeggen: IK WIL. U wordt warm van binnen, bijna orgastisch en alle energie gaat stromen. Maak nu een projectie naar de Omnicreativiteit en laat uw ziel er in opgaan.


“In trilling treden met” betekent: opgaan in de Omnicreativiteit.

Heb Hem lief met ál wat ge hebt. En weer en weer.

Net zo lang totdat u beseft dat er geen golven meer naar u toekomen maar levensvormen.

Probeer nu een boom van uzelf te maken en ervaar... Dat die levensvormen eten van de blaadjes en het sap uit uw stam persen. Ze drinken van u en... u herinnert zich de borst waaruit u ooit dronk, het lichaam wat u zoogde.

Uw sappen geven nu de ander het leven. Uw lichaamssappen versmelten nu met die van de ander.

(In trilling treden is ‘opgaan in..’)


Ziel en lichaam zullen versmelten, aura’s zullen in elkaar opgaan. U bent nu versmolten met die levensvorm tot een twee-eenheid. Voel nu langzaam een derde kracht toegevoegd worden aan jullie beiden.

Is het GOD, is het de OMNICREATIVITEIT, is het zo maar een ENERGIEBOL?


Het maakt niets meer uit. U lijkt te willen schreeuwen: “Drink, drink, drink. Eet, eet, eet van mij! Ik heb genoeg om alle levensvormen van héél het universum te kunnen voeden.


Plotseling opent de kosmos zich en alle sterren en planeten stralen hun licht naar u toe. En zonder een lange weg te hoeven gaan beseft u dat u midden in de buikholte van de Omnicreativiteit bent aangekomen.


Uw lippen fluisteren: “Eet mijn energie, eet mijn liefde, ik heb genoeg en ik heb géén angst meer zonder energie te geraken”. Stelt u zich voor dat u die boom bent, die boom waaraan uw kinderen drinken en eten. De boom die anderen tot schaduw dient, om de krachtsprestatie van hun karma, waardoor hun lichaam en ziel bezweet zijn, af te koelen en te beschermen.


Stelt u zich voor dat u álles gehad hebt behalve een boom te zijn. Een boom die zijn sappen uit de aarde haalt met zijn wortels. Een boom wiens takken talrijk en niet te tellen zijn. Een boom waaraan de mensheid zich laaft en drinkt.

Een boom.

Mensen die aan die boom willen drinken, zullen niet bidden. Niet het “Onze Vader die in de hemel zijt”, noch het “Wees gegroet Maria, vol van genade“. Nee: ze zullen zich op die boom storten, ze zullen drinken, drinken, drink­en omdat ze nooit eerder gedronken hebben uit de boom des levens.


Door uit u te drinken ontstaat er een bewustzijnsverruiming in de ander. Toch doet dit niets af aan uw eigen krachten.


BESEF... dat u energie kunt aanmaken

Mijn lieve vrienden op Aarde. Zo simpel is het leven, zo simpel is het om een boom te zijn en zo simpel is het om aan anderen ál uw energie te schenken.

En zo simpel is het om EEN KIND TE ZIJN!


“Bij de geboorte van uw ziel heeft God al zijn bewustzijn aan u meegegeven. Nu u ontdekt hebt dat u er ook anderen mee kunt helpen zou ik u willen smeken, wees als die boom. Elke dag opnieuw totdat uw geestelijk of kosmisch bewustzijn in de ander is overgelopen. Dan zullen zielen versmelten, aura’s in elkaar overlopen en lichamen elkaar vinden”. En zullen kinderen, kinderen blijven.


Ik, Atlas, groet u.


© Copyright:   www.lichtsferen.com